Stijn

In dit 3 minuten durende verhaal vertelt Stijn over zijn drugsverslaving. Hij vertelt hoe hij verslaafd geworden is en hoe moeilijk het was weer “clean” te worden. Ook legt hij verbanden met zijn jeugd en de mensen met wie hij contact had.
Koppeling neurologische ontwikkelingen
In de casus “Drugsverslaving” volgen we Stijn die kampte met drugsgebruik en problemen om weer clean te worden. In een zelfgemaakte video deelt hij uitgebreid hoe deze periode voor hem was en voor ons is het een casus waarmee een goede koppeling gemaakt kan worden met de neurologische ontwikkelingen van de adolescent.
Stijn is nu 23 jaar. Hij kijkt terug op een bewogen jeugd. Hij werd vroeger op de basisschool veel gepest en was op zoek naar een plek om erbij te horen. Op de middelbare school begon hij met “blowen”. Zijn korte termijnstrategie bestond er hoofdzakelijk uit om goed bij zijn omgeving te passen en acceptatie te vinden. Hij volgde zijn medeleerlingen in impulsief gedrag rondom drugsgebruik. Stijn ging steeds verder met drugsgebruik. Hij voelde er zich direct goed door en bevond zich steeds meer in een omgeving waar impulsief en risicovol gedrag de norm was. Snel gebruikte Stijn dagelijks drugs. Blowen was al snel niet meer interessant en Stijn begon te experimenten met ecstasy en harddrugs. Toen Stijn ouder werd, zag hij steeds meer de schadelijke effecten van zijn drugsgebruik. Hij had zich afgezonderd van zijn familie en de vriendengroep die hij had waren allemaal gebruikers. Rond 21 jaar oud realiseerde hij zich dat hij iets moest veranderen om ook op de langere termijn gezond te blijven. Nu is Stijn al meer dan twee jaar “clean” en nam hij ook het initiatief om een video te maken om andere pubers te waarschuwen voor drugs. We hebben dus een ontwikkeling gezien van korte termijn en impulsief gedrag naar iemand die de langere termijneffecten van zijn handelen inziet, zijn gedragingen daarop aanpast en zelfs nu andere mensen probeert te ondersteunen in het nemen van de juiste beslissingen omtrent drugsgebruik.
Een neurologisch perspectief kan deze ontwikkelingen verklaren. De hersenen ontwikkelen en rijpen van achter naar voren. Hierbij loopt de emotionele ontwikkeling voor op de rationele ontwikkeling. Dit kan verklaren waarom Stijn toen hij jonger was niet nadacht over de langere termijngevolgen van zijn drugsgebruik maar alleen op het korte termijn genot en de behoefte om bij zijn vriendengroep te horen.
Ook zien we dat veel jongeren experimenteren en over tijd meer risico’s nemen. Dit kan verklaren waarom Stijn en zijn drugsvrienden over tijd steeds meer en zwaardere drugs namen. Het traditionele kader van familie wordt oninteressant en Stijn nam daar afstand van.
Stijn gebruikte lang drugs en was tussen 16 en 21 jaar verslaafd aan harddrugs. Toch veranderde zijn instelling en besloot hij te stoppen. Een neurologische verklaring daarvoor kan de ontwikkeling van de prefrontale cortex zijn die als laatste in de hersenen volgroeit. Dit gebied is betrokken bij een heleboel verschillende vaardigheden, zoals hogere cognitie, doelen stellen, plannen maken, geheugen en ook wordt dit gebied actief wanneer een risicovolle beslissing wordt genomen. Met een verder ontwikkelde prefrontale cortex kreeg Stijn meer de mogelijkheid zijn gedragingen te evalueren en betere beslissingen te nemen. Uiteindelijk nam zijn “ratio” het stuur over en begon Stijn met een traject om af te kicken.
Docentenreactie
In het geval van drugsgebruik hangt een eventuele docentereactie er ook sterk van af waar deze drugs wordt gebruikt. In het geval van harddrugsgebruik op school of het volgen van lessen onder invloed, maakt de leerling zich ook strafbaar. De school moet een gedragscode hebben waarbij het gebruik of het bij zich hebben van alcohol, drugs of niet voorgeschreven medicijnen verboden is binnen het terrein van de school. Overtreedt een leerling deze gedragscode moet een docent contact opnemen met de politie voor een eventuele strafrechtelijke afwikkeling.
Worden de drugs niet op school gebruikt, kan het zijn dat een docent een vermoeden heeft op basis van de contacten die de leerling heeft of andere gedragingen (vermoeidheid, slechte schoolresultaten, etc.) die vertoond worden. De docent kan op zulke vermoedens reageren met meer voorlichting over drugs. Dit kan de leerling helpen sneller te begrijpen dat drugsgebruik een probleem is. Deze voorlichting is dan niet gericht op een enkele leerling maar kan in het onderwijs geïntegreerd worden. Ook kan de docent op basis van eventuele slechte schoolresultaten een dialoog met de leerling en met de ouders starten. Externe hulp kan dan ingeschakeld worden om de leerling te helpen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb