Persoonlijkheids- / identiteitsontwikkeling

 

Persoonlijkheidsontwikkeling: De persoonlijkheid van een individu kan als het geheel van karaktertrekken en tegelijkertijd als een dynamische structuur in de levensloop worden beschouwd.

 

Big five

 

In het eerste geval verwijst het begrip ‘persoonlijkheid’ naar een stabiel geheel van psychische- en gedragskenmerken van een persoon. De vorming van deze kenmerken wordt beïnvloed door nature(aanleg) en nurture(opvoeding). Er bestaan verschillende modellen om de persoonlijkheid te beschrijven waaronder een model dat vijf dimensies bevat met elk twee tegenover elkaar liggende eigenschappen, het zogenaamde model van de big five(Van der Wal & De Wilde, 2017). Het onderscheidt in het kort:

 

  1. Extraversie (op de omgeving gericht vs. naar binnen)
  2. Altruïsme (meegaand vs. dominant)
  3. Zorgvuldigheid (ordelijk vs. wanordelijk)
  4. Emotionele stabiliteit (rust vs. onrust)
  5. Openheid voor ervaringen/ideeën (vernieuwend vs. behoudend)

 

Deze persoonlijkheidskenmerken ontwikkelen het hele leven door, volgens onderzoek na de leeftijd van 30 jaar in sommigen gevallen zelfs meer dan voor die leeftijd.

 

Dynamische structuur

 

Erikson ontwierp een model dat stelt dat de persoonlijkheid een dynamische structuur is (Van der Wal & De Wilde, 2017). Het is gebaseerd op de drie krachten van Freud, het Es(Het), het Ich(Ik) en het Über-Ich(Boven-ik). Volgens Freud bepaalt het Esde persoonlijkheid het meest en is het driftmatig en vanaf onze geboorte aanwezig. Het Über-ichis ons geweten dat door anderen beïnvloed wordt en het Ik-ideaal dat door onze ervaringen en waarden ontstaat. Het Ichheeft de taak om de andere beide krachten in balans te houden.

 

Eriksonsepigenetisch prinicpeover de ontwikkeling van onze persoonlijkheid heeft betrekking op de hele levensloop. Het schema van de menselijke levensloop van Erikson bevat acht fases. Elke fase volgt hetzelfde principe: er is een ontwikkelingstaak, een ontwikkelingscrisisen tenslotte ontstaan er vitale vermogensals de crisis overwonnen is. De fases hangen met elkaar samen in die zin dat het resultaat op een ontwikkelingstaak medebepaald of de volgende ontwikkelingstaak haalbaar is.

 

Figuur 2: levensloop naar Erikson

 

Identiteitsontwikkeling: Voor de adolescentiefase (fase V) binnen een levensloop gebruikt Erikson het begrip ‘identiteitsontwikkeling’. Identiteit is een gelijkblijvende factor in onze persoonlijkheid. Hij heeft te maken met zowel kennis als ook gevoel over ons zelf. Het identiteitsgevoel is afhankelijk van de interactie met anderen. Sommige kenmerken hiervan veranderen tijdens de adolescentie. En dan ontstaan er identiteitsvragen of zelfs een identiteitscrisis. Het verwerven van een identiteitsgevoel is volgens Erikson de belangrijkste taak voor adolescenten (Van der Wal & De Wilde, 2017). Hij noemt vier aspecten van dit gevoel:

 

  • Besef van continuïteit: leren omgaan met nieuwe ervaringen en veranderingen zodat je beseft dat jij dezelfde persoon blijft; het ontwikkelen van een persoonlijke levensstijl hoort hierbij.
  • Besef van herkenning en erkenning: ervaren dat jouw omgeving jou als unieke persoon herkent en erkent.
  • Besef van innerlijke vrijheid en afhankelijkheid: beseffen wat je mogelijkheden en je beperkingen zijn op verschillende gebieden (intellectueel, lichamelijk, sociaal); en aanvaarden wat je wel en niet kunt, dat creëert een innerlijke vrijheid die je de ruimte geeft om je te ontwikkelen.
  • Besef van een zinvolle toekomst: ideale en doelen van volwassenen overnemen geeft motivatie en kan helpen om beslissingen te nemen.

 

Als er in het leven van een adolescent (in de westerse cultuur) veranderingen op verschillende gebieden (zie figuur 2, rij V, columns 1 t/m 8) plaatsvinden kunnen deze invloeden tot identiteitsverwarring leiden:

 

Tijdsverwarringbetekent een gebrek aan voldoende tijdsperspectief. Dit uit zich bij de adolescent in o.a. het niet kunnen plannen, momenten van paniek, gebrek aan inschattingsvermogen over tijdsduur en het gebrek aan een realistische blik op de eigen toekomst.

 

Verlegenheidis verwant met het gevoel van schaamte en twijfel over zichzelf. Het gevoel komt voort uit eerdere beperkingen tijdens het streven naar autonomie (fase II). De adolescent zoekt veiligheid in het groepsverband om zijn onzekerheid te kunnen neutraliseren.

 

Rolfixatieheeft te maken met het gebrek aan initiatief om te experimenteren en kan veroorzaakt worden door faalangst. Ook hier zoekt de adolescent vaak een oplossing door in groepsverband te handelen.

 

Werkverlammingis vergelijkbaar met rolfixatie en kan het gevolg zijn van een minderwaardigheidsgevoel. Onrealistische eisen kunnen namelijk ervoor zorgen dat de adolescent geen eigen werkidentiteit kan ontwikkelen en zo geen ervaringen opdoet met productieve doelstellingen, zijn eigen kunnen en succeservaringen.

 

Biseksuele verwarringkan in de adolescentie ontstaan omdat dan de seksualiteit in relatie tot een ander ontwikkeld wordt. Deze ontwikkeling kan door de directe omgeving, culturele idealen of voorbeelden in de media beïnvloed worden. Verwarring over de seksuele identiteit kan zich uiten in overdreven vertoon van seksuele kenmerken, agressie, experimenteren met of juist het negeren van seksualiteit of intimiteit. 

 

Vanautoriteitsverwarringspreekt men als de adolescent niet in een hiërarchisch systeem kan functioneren omdat ze hun eigen positie en die van de ander niet aanvaarden. Jongeren hebben het echter wel nodig om de waarden van beide posities te beleven door aan de ene kant invloed uit te kunnen oefenen en aan de andere kant beslissingen op te volgen die hun worden opgedragen.

 

Verwarring van waardenkan een normloosheid als gevolg hebben die gevaarlijk kan zijn voor de adolescent en zijn omgeving. Als een grote groep de idealen van de samenleving niet in haar eigen levensstijl kan integreren, zal dat de stabiliteit van een maatschappij veranderen.

 

De verschillende vormen van identiteitsverwarring zijn niet per se problematisch en kunnen in verschillende mate optreden. Ze horen bij de ontwikkeling, zijn tijdelijk en maken de adolescent door ervaring sterker en rijker. In enkele gevallen kunnen ze echter ertoe leiden dat een adolescent een negatieve of kunstmatige identiteit aanneemt.

 

Als reactie op het niet kunnen voldoen aan verwachtingen kan de adolescent vluchten in een negatieve identiteit. Als hij steeds wordt aangesproken op een gebrek aan normen zal hij juist vervallen in dit negatieve gedrag omdat deze rol hem meer zekerheid biedt als het vechten tegen de niet-haalbare doelen.

 

De adolescent kan ook een kunstmatige identiteitaannemen als maatregel tegen identiteitsverwarring. Dan is sprake van een aansluiting bij een (ideologische) groep die zekerheid biedt door het groepsverband en een voorbestemde rol met bijhorende identiteit.

 

Naast identiteitsverwarring is er sprake van drie andere (psychische) statussen waarin adolescenten tijdelijk kunnen verkeren: Moratorium, Foreclosureen Identity achievement. Het eerste is in kort een periode van uitstel waarin tijdelijk geen keuzes gemaakt en geen verantwoordelijkheid genomen worden. Het tweede betreft een onderwerpen aan verwachtingen waardoor de eigen ontplooiing voortijding gestopt wordt. De derde toestand is waar ieder adolescent naar streeft en wat vaak in de late adolescentie bereikt wordt. Iemand in deze toestand kan eigen keuzes maken, heeft verwarring overwonnen en is open voor nieuwe ideeën, relaties en ervaringen.

 

In dit adolescentenportret koppelen we de theorie van Persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling aan een specifieke casus. We bespreken de theorie aan de hand van de casus Depressie. De link kan hieronder gevonden worden.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb