
Morele ontwikkeling
Om morele vragen te kunnen beantwoorden moet enig besef over de relatie tussen handelen en consequenties aanwezig zijn. Het vermogen om te redeneren ligt in de prefrontale cortex en is dus pas tegen het einde van de adolescentie volledig gerijpt. Daarom is het voor jongeren moelijker om moreel te kunnen oordelen. De tijdelijke dominantie van emoties speelt daarbij ook een rol. Kohlberg omschrijft drie niveaus van moreel oordelen die telkens twee fases kennen (Van der Wal & De Wilde, 2017).
1. Redeneren op preconventioneel niveau (leeftijd peuter):
- straf- en gehoorzaamheidsoriëntatie: lichamelijke gevolgen bepalen de waarde van een handeling zonder met de bedoeling rekening te houden
- instrumenteel-relativistische oriëntatie: een handeling wordt als goed beoordeeld als ze een eigen behoefte bevredigd.
2. Redeneren op conventioneel niveau (vanaf 8/9 jaar):
- beste-jongen-braaf-meisejeoriëntatie: je eigen gedrag is goed als je iemand anders een plezier ermee doet.
- recht- en ordeoriëntatie: gedrag dat volgens en omwille van regels gebeurt is goed gedrag.
3. Redeneren op postconventioneel niveau:
- legale sociaal-contractoriëntatie: gedrag wordt goedgekeurd als het de rechten en normen van de maatschappij opvolgt terwijl er ook recht is op een eigen mening.
- universele ethisch-principiële oriëntatie: ethische principes en respect voor de ander rechtvaardigen het gedrag dat op basis van het geweten gekozen is.
Er is nogal kritiek op Kohlbergs onderzoek omdat hij blijkbaar alleen mannen als proefpersonen heeft gebruikt. Bovendien is de leeftijdsindicatie bij elk niveau niet helemaal duidelijk. Volgens Kohlberg kan het pos conventionele niveau in de adolescentie naar voren komen. Sommigen mensen bereiken dit niveau echter nooit.
In dit adolescentenportret koppelen we de theorie van morele ontwikkeling aan een specifieke casus. We bespreken de theorie nog een keer aan de hand van de casus Spijbelen. De link kan hieronder gevonden worden.
Maak jouw eigen website met JouwWeb